Dissociatieve Stoornis

WAT WIJ DOEN VOOR KINDEREN, JONGEREN EN VOLWASSENEN:

  • Onderzoek naar en diagnostiek van:
    * De dissociatieve identiteitsstoornis
    * De dissociatieve anamnese
    * De depersonalisatie – / derealisatiestoornis
  • Behandeling/therapie bij één of meerdere van de zojuist genoemde stoornissen.
  • Behandeling/therapie bij klachten, die lijken op één of meer van de bovengenoemde stoornissen. De klachten zijn dan niet zo ernstig, dat sprake is van een stoornis, maar ze kunnen wél een negatieve invloed hebben op het algemeen dagelijks functioneren.
  • Second opinion, wanneer u het niet eens bent met een (eerdere) diagnose, die duidt op één of meer van bovengenoemde stoornissen.   

Dissociëren is het tegengestelde van associëren. Associëren betekent: verbinden/verbanden leggen. Dissociëren betekent: losmaken, uiteenvallen.
Het woord dissociëren/de dissociatie, dat wij gebruiken in de psychologie heeft ook te maken met losmaken of uiteenvallen.


Onschuldige vormen van dissociatie zijn
:

  • iets doen zonder er echt met je gedachten bij te zijn. Denk aan iemand, die veel angst voor de tandarts heeft en die vervolgens naar de tandarts is gereden en achteraf niet meer weet, hoe hij/zij daar precies is gekomen;
  • dagdromen/wegdromen’;
  • het in een verdovingstoestand raken bij een ernstige gebeurtenis (bv. een overlijden van een familielid of een vriend, of een verkeersongeval dat je meemaakt): je kunt dan vaak heel doelgericht handelen, terwijl je tegelijkertijd het gevoel hebt in trance te zijn of naar een film te kijken. Ook achteraf lijkt het soms alsof je in een film hebt gezeten. Je kunt je niet duidelijk voor ogen halen wat je gedaan hebt, of wat er precies gebeurd is. De echte emoties komen meestal pas achteraf naar boven.

Ernstige(re) vormen van dissociatie kunnen samengaan (comorbide zijn) met een psychische stoornis, of zelfstandig voorkomen.


De dissociatieve identiteitsstoornis:

In bepaalde culturen wordt iemand met een dissociatieve identiteitsstoornis (DIS) “bezeten” genoemd. In onze cultuur omschreef men vroeger een persoon met DIS als iemand met een “meervoudige persoonlijkheidsstoornis.”

Kenmerken van de dissociatieve identiteitsstoornis zijn:

  • de opsplitsing van één identiteit in twee of meer aparte persoonlijkheidstoestanden/identiteiten (ook wel “alters” genoemd), die afwisselend op de voorgrond treden. Eén en dezelfde persoon neemt dus de ene keer dié identiteit aan en de andere keer een andere identiteit. Sommige mensen met DIS hebben wel 10 of meer identiteiten.
  • elke identiteit heeft ‘eigen’ specifieke gevoelens, gedragingen, visies en vaak een eigen stem, eigen gezichtsuitdrukkingen, een bepaalde leeftijd en een bepaalde manier van praten/woordgebruik.
  • de verschillende identiteiten of alters kunnen vaak met elkaar ‘praten’, omdat de ene identiteit weet, dat de andere identiteit bestaat.
    Mensen met DIS geven dan aan, dat ze stemmen in hun hoofd horen en/of dat de ene identiteit ‘ruzie heeft’ met andere identiteit.
  • door bepaalde situaties, plaatsen, geuren, geluiden kan de ene identiteit switchen naar een andere identiteit.
  • steeds terugkerende gaten in/problemen met de herinnering van gebeurtenissen, situaties, persoonlijke informatie en/of psychotrauma’s.

De dissociatieve anamnese:

Men kan zich belangrijke psychotraumatische of stressvolle informatie uit het eigen leven niet herinneren. Dit heeft tot gevolg dat men psychisch lijdt en dat het functioneren op sociaal, beroepsmatig of op een ander belangrijk gebied wordt beperkt.


De depersonalisatie – / derealisatiestoornis:

Iemand die dissocieert ‘maakt zich los’ van:

  • de omgeving en/of
  • de realiteit en/of
  • zichzelf en/of
  • van een gebeurtenis of situatie.

Het dissociëren moeten we opvatten als ‘vervreemden.’ Je kunt dus van je omgeving, van de realiteit en van (een) situatie(s) vervreemden (zogenaamde “derealisatie“). Als je van jezelf vervreemd bent, noemen we dat “depersonalisatie.”
Mensen, die dissociëren hebben vaak het idee, dat er een ‘vaag/mistig’ raam  tussen zichzelf en de omgeving/de realiteit/een situatie/hun eigen persoon staat. Het lijkt, alsof de dingen niet echt zijn, of men krijgt het gevoel in een film te zitten. Dissociatie is een al dan niet tijdelijke ontsnapping aan de omgeving/de realiteit/een situatie en/of aan jezelf.

Het bewustzijn, het geheugen, de identiteit en de waarneming van de omgeving/de realiteit spelen een belangrijke rol bij dissociatie. Als meerdere van die factoren niet goed ‘samenwerken’ (dus los van elkaar raken!), kan dissociatie optreden.

Deze pagina wordt continu bijgewerkt/geupdatet.